Tot mijn tweede heb ik in Kollum gewoond. Kwamen wij daar later
bij familie op bezoek dan leek het mij het eindpunt van de wereld
toe. Veel scheelde het niet, Kollum ligt in het uiterste noordoosten
van Friesland, ergens aan het einde van een een kronkelend weggetje
tussen lege graslanden (de Hessenweg). Dus in mijn ogen was Kollum
een boerendorp, niet in het midden van nergens, maar ergens aan
het einde ervan. Later zag ik in dat Kollum eerder een stadje
was; een parmantig stadje met een gracht en met statige huizen voorzien
van klok-, trap- en lijstgevels. In één van die huizen
ben ik geboren.
Van de Kollumer tijd heb ik een paar gekreukelde fotootjes, vastgeplakt
op losse multomap-blaadjes. Op een kleine zwartwitfoto uit 1961
loopt mijn moeder met haar kinderen aan de hand. We zijn in de Voorstraat
vlak bij ons huis, dat zie ik aan het grote etalageraam achter ons.
Mijn moeder heeft een wit open jasje en daaronder een lichte gebloemde
jurk. Ze loopt statig recht en kijkt met een vaag lachje strak voor
zich uit. Een pose? Misschien wilde mijn vader zijn nieuwe fototoestel
uitproberen en had hij haar gezegd niet in de camera te kijken.
Of is ook dit een foto van een straatfotograaf?
Ik loop in een pofbroekje en een gebreid vestje aan de rechterhand
van mijn moeder.Mijn broer in korte broek aan haar linkerhand. |
Aan de hand, 2012, olie op doek, 60x80
|